woensdag 12 oktober 2011

Beschuitje eten

Buiten regent het dat het giet en ik moet nog een paar boodschappen doen. Ik ga maar naar een overdekt winkelcentrum, want dan blijven zowel mijn boodschappen als ik in elk geval droog. 

Even later zit ik in de supermarkt gehurkt op de grond bij de koekjes, als ik achter mij een vriendelijke stem met een buitenlands accent hoor vragen: “Mevrouw?”. Ik sta op en nieuwsgierig draai ik mij om en kijk dan in de werkelijk prachtigste ogen welke ik ooit heb gezien. Het is net een onwezenlijk droombeeld, een utopie eigenlijk en ik verdrink er haast in. Enrique Iglesias moet acuut zijn tijdenlange nummer 1 positie inruilen voor de tweede plaats. Voor mij staat een jonge, Mediterrane God, eind 20, met ogen zó blauw dat ik de echtheid hiervan direct in twijfel trek.

“Mevrouw, ik heb een beetje een vreemde vraag, echt een vrouwending.” Ik bedenk ondertussen dat het me een worst zal zijn wat hij me gaat vragen, maar dat ik overal mee in zal stemmen. Daarbij krijg ik direct wilde fantasieën over beschuitjes eten en stel vast dat ik de gehele landelijke voorraad van Bolletje wel met hem wil verorberen. “Kijk,” gaat hij verder “ik gebruik nu dus Ariël wasmiddel maar ik zoek eigenlijk een ander, beter wasmiddel. Weet u een goed alternatief?”. Ik kijk argwanend om mij heen want ik zoek de Bananasplitcamera tussen de gevulde koeken. Immers, dit kan toch niet waar zijn? Ik ga dus nu werkelijk een onzinnig wasmiddel-babbeltje voeren met deze adonis en beschuitjes, ho maar. “Eh … Ik zou Persil ’s proberen?” antwoord ik op geforceerd nonchalante toon. “Dank u wel mevrouw! Dank u wel!” antwoordt hij schaterlachend en dan wijst hij naar zijn kleding. “Want kijk ’s hoe ik d’r uitzie!” De knappe jongen is inderdaad compleet doorweekt door de gietende regen buiten. Een wasbeurtje met het juiste wasmiddel kan nu zeker geen kwaad. Hij loopt terug naar het schap met de wasmiddelen, zijn vriend enthousiast wijzend op Persil en mij confuus en hoofdschuddend achterlatend.

Ik reken door dit voorval lachend, en nog immer hoofdschuddend, mijn boodschapjes af en ga naar de parkeergarage om mijn kaartje te betalen. Ik moet bij de parkeerautomaat even op mijn beurt wachten. Voor mij staat een man op leeftijd. Behoorlijk op leeftijd, want ik schat hem, mede gezien alle hulpstukken, zeker in de 80. Hij betaalt zijn kaartje, neemt het kaartje weer uit de automaat en kijkt mij vluchtig aan. Bij gebrek aan een extra hand, stopt de man ietwat baldadig en mij onderwijl uitdagend aankijkend het kaartje in zijn mond. Ik doe quasi verschrikt, sla m’n handen voor mijn mond en vraag de man op grappende wijze of hij weet dat hij het kaartje niet kan opeten. De man voelt door mijn opmerking overduidelijk de jonge leeuw in hem brullen (‘moet jij ’s opletten wat ik allemaal nog altijd kan’ of ‘Yés! Beet!’) en zich wanend als zich zodanig, rukt hij het kaartje op een theatrale en bijna beestachtige wijze uit zijn mond (Wrroar …, zijn kunstgebit zowat meesleurend). Hij geeft niet direct antwoord maar ik zie hem in zijn gedachten de beschuitvoorraad checken. 

Ik kijk speurend om heen want nu is het mooi geweest; Frans Bauer! Kom maar tevoorschijn!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten