maandag 14 november 2011

Altijd wat

Als ik wat heb, lichamelijk gezien, dan heb ik ook altijd direct iets bijzonders. Snij ik met de kaasschaaf in mijn vinger, beland ik direct op de eerste hulp. Val ik met skiën (zie hiervoor mijn verhaal in het boek “Zomertijd 1”), dan lig ik in no-time op een brancard in het ziekenhuis.

Zo herinner ik mij nog een gure herfstdag, een aantal jaren geleden. Het waait enorm buiten en de aankomende, zowat zwarte wolken beloven geen zonneschijn. Ik bedenk mij dat ik nog wat van buiten op moet halen en doe dat maar direct want over enkele minuten zal het helemaal niet prettig vertoeven zijn daar buiten. Dus ik haast mij, ik buk ergens midden in de tuin om wat van de grond te rapen, en daarna … weet ik het even niet meer. Ik hoor gekraak om mij heen en plots voel ik een heftige pijn in mijn nek. Net alsof ik een soort duw of stoot krijg met een of ander voorwerp. Het duurt enkele seconden voordat ik mij besef wat er aan de hand is. Juist die éne boom, beslist op dat éne moment dat het uitgerekend nú de tijd is om de strijd met het natuurgeweld op te geven en knakt als een luciferhoutje om. Bovenop mij dus. Exact op dát moment! Had ik een paar centimeter verderop gestaan, dan was er niks aan de hand geweest. In dit geval: shocking klem onder de boom.

Mijn man zit op dat moment, niets vermoedend, gezellig binnen voor de warme haard, in afwachting van mijn terugkomst. Ik kan niet anders dan stompzinnig “Hellup!” roepen, wat mij zelf lachwekkend  in de oren klinkt, gezien mijn positie. Heb geen idee hoe ik er bij lig, zo onder die boom, maar ik denk dat ik zelf niet meer bij zou komen als ik het zou zien. Na enige tijd vindt mijn man het wat lang duren voor ik weer binnenkom en besluit een kijkje te gaan nemen. Hij ziet mij liggen, in een benarde positie, een paar hondjes houden onnozel de wacht. Hij rent op zijn sokken door het natte gras op mij af en verlost mij, zij het met moeite, van de boom. “Jij hebt ook altijd wát!”, deelt hij mij niet kwaad, maar meer geschrokken en overigens geheel overbodig mee.

Ook kan ik uit ervaring meepraten over de uitspraak: “als je van de trap valt, ben je snel beneden”. Ik heb een volle wasmand onder mijn arm als ik van de trap af naar beneden loop. De kleine ligt net in bed voor zijn middagslaapje en de telefoon gaat. Omdat ik hem niet wakker wil laten worden van het rinkelende geluid, loop ik iets sneller dan normaal. Ik heb mijn Uggs aan, die toch wel bekend staan om hun ongemakkelijke en blijkbaar riskant gladde zool. Op de derde tree gaat het mis. Ik zoef onderuit, de wasmand onderwijl van mij af gooiend. De wasmand ligt in stukken onderaan de trap, het wasgoed als een chaotische draperie er om heen. Ikzelf stuiter op mijn heup via de hoek van tree vijf gemakkelijk door naar tree zeven en acht om daarna keihard op dezelfde heup, in een ongemakkelijke positie, op tree elf te belanden.

Mijn heup was zó dik en zó blauw … bizar gewoon … ik heb ook áltijd wat!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten