woensdag 28 september 2011

Een paar dure laarzen

Ongeveer een half jaar geleden kocht ik, in de uitverkoop, bij Verbeek Schoenen een paar zeer (zéér) mooie, zogenaamde over-knee-laarzen. Waren ze niet in de uitverkoop geweest: onbetaalbaar, wel in de uitverkoop: nog steeds onbetaalbaar maar oké: laten we het maar doen! De periode die daarop volgde was er één van prachtig en warm weer. Weet u het nog? De zomer van 2011 vond in dit jaar plaats in de maand april. Dus niet bepaald het weertype passend bij over-knee-laarzen. Zo kon het gebeuren dat ik deze laarzen tot aan de maand juli slechts enkele keren had kunnen dragen. In deze maand, gekenmerkt door zeer tijdig invallende herfst, waren de weersomstandigheden dusdanig dat de over-knees niet gek waren. Dus aantrekken die laarzen.

Ik zit op een bepaald moment in de auto en zie tot mijn grote schrik dat er een grote scheur in mijn linkerlaars zit, precies tussen de zool en halverwege de voet. Geen gezicht en ook onacceptabel voor laarzen van een dergelijk bedrag. Dus ik ga, goed gestemd en met positieve verwachting, terug richting winkel. Door een vriendelijke jongeman word ik gerustgesteld maar enigszins met de bekende kluit het riet ingestuurd door de mededeling dat men hun uiterste best zal doen om deze laarzen te repareren. Ik zie dat zelf somber in want in mijn idee gaat dit een soort knutselwerk worden waar ik niet op zit te wachten. Geen zorgen maken, adviseert de immer vriendelijke jongeman, dit gaat goed komen! En zo niet, dan zullen de laarzen retour fabrikant in Italië gaan en dan gaan ze er daar een oordeel over vellen.

Dus… enkele dagen later gaat de telefoon dat de laarzen inderdaad richting Italië zullen gaan want de schoenmaker durft het knutselavontuur niet aan. Gevolgd door de mededeling dat dit wel een paar weken kan gaan duren. Vooruit dan maar, zo kan ik ze toch ook niet dragen!

Een week later word ik weer gebeld door Verbeek. De laarzen zijn klaar om opgehaald te worden! Ahum? Dit zou toch weken gaan duren? Maar goed, ik blij gestemd richting stad om ze op te halen. De laarzen worden uit een doos gehaald om mij het resultaat te laten zien. Het door mij voorspelde knutselwerk is waarheid geworden. Ik bericht de mevrouw welke mij helpt dan ook dat ik hier echt niet mee akkoord kan gaan en dat er een passende oplossing voor zal moeten komen. Koop ik laarzen bij een dumpzaak dan kan ik er nog enigszins inkomen, maar laarzen met dit prijskaartje … nee, dat laat ik mij zo niet verkopen.

Dus… word ik de volgende dag teruggebeld door de filiaalmanager. De toon van deze meneer staat mij direct tegen dus ik sta op scherp. De meneer vraagt zich af waar ik mij druk om maak want volgens hem is er geen enkele reden tot een klacht want de laarzen zijn perfect gemaakt! Ik vertel hem dit toch zeer te betwisten en er ontstaat een welles-nietes spelletje. De man wijst mij nog even op het feit dat de schoenmaker er met hoofdletters en uitroeptekens op wijst dat de hakken toch al wel zeer versleten zijn. Mijn hoofd kleurt nu pimpelpaars en ik kom bijna niet meer uit mijn woorden. De keren dat ik de laarzen heb gedragen zijn werkelijk op twee handen met elk 5 vingers te tellen! Nee, gewoon niet zeuren en aantrekken die laarzen adviseert c.q. beveelt de man. Ik besluit het gesprek met de mededeling (dreiging) dat ik geen tot ziens zal gaan zeggen want mij zullen ze niet weer zien. En dat ik ook geen bedankt voor de moeite ga zeggen, want in mijn idee is er niets, maar dan ook niets, voor mij gedaan.

Dus… ik weer naar de winkel om “De Laarzen” achter de toonbank weg te trekken. De jongeman met zijn ondertussen irritante vriendelijkheid wijst mij nog even op het briefje van de schoenmaker. Dit briefje is in het Nederlands geschreven. Hebben mijn laarzen überhaupt de reis naar Italië gemaakt?

iPad

Ik heb ook maar een I-Pet aangeschaft. Een mooie baseballcap met een grote I op de voorkant. En gelijk ook eentje voor onderweg: de auto-pet. En om het feest compleet te maken en voor de toevoeging van een muzikale noot: een trom-pet! 

Na overal het woord iPad als een soort vanzelfsprekend iets te horen, nam ik mij voor me eens te gaan verdiepen in dit apparaat. Zo stelde ik mijn man onlangs de achteraf zeer domme vraag wat eigenlijk de zin is en het nut van een iPad en wat je er zo al mee kan doen. Het ging mij allemaal ietsje boven m’n pet, zal ik maar zeggen. Ik ben wellicht qua technische snufjes blijven steken in het computer-met-floppy tijdperk. Hij zag deze vraag direct als een strohalm om tot treurens toe de benodigde informatie binnen te halen over deze spaargeldverslindende Gad”shit”. Nee, alles tot in detail: hij gooide er beslist niet met de pet naar.

Ik zou de Pad eventueel willen gaan gebruiken voor het schrijven van, bijvoorbeeld, deze stukjes. Makkelijk lijkt mij, lekker klein apparaat op schoot of zelfs gewoon in de hand en typen maar. … Typen? Maar waar is het toetsenbord dan? Nee, dat zie ik verkeerd: het is een touchscreen en zo moet je het zien te redden. Oh..., goh…, makkelijk. Echt een uitkomst: een computer zonder toetsenbord. Wel eens geprobeerd te screentouchen met lange nagels? Ik wel, de krassen staan nog op het beeldscherm en geen enkele letter of handeling werd uitgevoerd op de manier waarop ik het bedoelde.

Maar dan koop je er toch gewoon een los toetsenbord bij? Dat kan hoor, want die dingen kun je zo voor een paar tientjes extra (…) erbij kopen. Maar ... (lange stilte) … Waarom zou ik dan een iPad moeten hebben?? Dat is dan toch gewoon zwaar pet, lijkt mij?? Dan kan ik misschien beter een kleine laptop kopen? Zelfde formaat, groter gebruiksgemak. Ja…, daar had ik wel, in mijn geval, een punt, knikt mijn man teleurgesteld maar bevestigend. Dat is voor mij waarschijnlijk wel meer geschikt. 

Ik heb van al die futuristische apparaten totaal geen hoge pet op en zodoende laat ik deze pad aan mij voorbij trekken. Helemaal van het pad-je af.

Culinaire verrassing


- Dit artikel heb ik ooit ingezonden voor een wedstrijd met als thema "Culinair" en met de voorwaarde dat het verhaal maximaal 120 woorden mocht bevatten. Ik heb niet gewonnen, maar wil het u toch niet onthouden! -

Het restaurantje was knus en gezellig. Na een koude dag buiten te hebben doorgebracht, zorgde het aanwezige haardvuur voor een aangename warmte. Een gezonde trek zorgde dat we de reeds overhandigde menukaart bijkans verslonden. De keus in dit Duitse restaurant was meer dan bevredigend. Na een heerlijke maaltijd besloten wij deze te beëindigen met een grote coupe ijs. De coupe, vol met heerlijke vruchten en ijs, werd gebracht door een prachtig meisje en alleen al de aanblik van dit lekkers deed ons wederom watertanden. Ik prikte met mijn vorkje in het ijs om een hap tot mij te nemen. De bos haar welke ik aantrof tussen het ijs en op mijn vork, deed mij besluiten dit niet te doen.

Off sale

Het is weer uitverkoop. Hetgeen waar je een paar weken geleden nog het volle pond voor moest betalen, tik je nu voor een appel en een ei op de kop. Kortingen van 10 tot wel 70%! De helft van de helft. 2 Halen, 1 betalen. Wat? 4 Halen, 1 betalen. Ik kocht een kledingstuk, afgeprijsd van EUR 25,- voor EUR 10,- en daarbij kreeg ik er ook nog een 2e artikel gratis bij. Het kan niet op. Samenvattend: een paar weken geleden had ik EUR 50,- kunnen aftikken, nu slechts een tientje. 80% korting! Is het artikel anders? Nee. Is de kwaliteit anders? Nee. Raken ze de kleding aan de straatstenen niet kwijt? Ja! Wachten de klanten massaal op de uitverkoop? Misschien.

Maar hoe kan dit nu eigenlijk? Want de mensen van de winkel moeten toch ook hun centjes verdienen om te eten en hun rekeningen te betalen? Blijkbaar verdienen ze zelfs met deze bedragen  hun boterham en worden we gewoon de rest van het seizoen in het ootje genomen. Of: staan er daarom zo veel panden leeg in de stad en overleven alleen de grote jongens als een C&A, H&M en noem maar op? Met een degelijke formule en een gezonde financiële situatie als ruggensteun. En heeft de kleine zelfstandige het nakijken? Of je nu in Zwolle, Maastricht of Groningen loopt: qua winkelaanbod geen verschil. Als alles dus nu voor dergelijke bedragen verkocht kan worden, waarom moet het dan de rest van het jaar zo duur zijn? En waarom dan de ongelijke strijd aan gaan met de kleine middenstander? En waarom loopt er normaal geen hond in de stad en hangen ze er nu overal met de benen uit? Lijkt mij toch een wijze les uit te leren.

Ik heb al eerder een column geschreven over dat alles duurder wordt. Neem nu De Banken. “De Grote Jongens” verhogen allemaal hun tarieven en bijdragen. Gewoon een (betaal)bankrekening hebben, kost je tegenwoordig bakken vol met geld. Als voorbeeld: alleen het mogen hebben van een bankpas kost mij een bijdrage van EUR 4,- per maand. En dan heb ik het gewoon over een privérekening. Wanneer je het hebt over een zakelijke rekening, dan mag je helemaal een emmer meenemen. Daarom verbaast het mij telkens dat bijvoorbeeld een ABN erg actief is in sponsoring. Ik betaal daar dus aan mee, onbewust bewust. Ik zit daar persoonlijk echt niet op te wachten, maar ik heb geen keus. Banken maken winst, sponsoren zich suf, maken de meest flitsende reclamespots en wij als klant maar betalen. Ik wil gewoon slechts een betaalrekening, en geen official sponsor worden van een voetbalclub, een golftoernooi of een hardloopevenement.

Banken zien zich, ondanks de meer dan prettige resultaten, genoodzaakt hun kosten te verhogen, mede dus om dingen mee te doen waar ik niet om heb gevraagd en wat in mijn ogen geen enkel raakvlak heeft met het administratieve deel van het betalen van mijn rekeningen. Winkeliers bieden hun waar te duur aan, waarna uiteindelijk pas in de uitverkoop tot daadwerkelijke koop wordt overgegaan. Kleine winkeliers kunnen hier niet op wachten. Zij die hun best wel willen doen maar gewoon niet tegen de groten op kunnen boksen gaan er aan onderdoor. Verzuipen in de gekte. De kraan wordt dichtgedraaid door de bank. Bijvoorbeeld door die bank met ideeën.

Oog contact

Na een slapeloze nacht, besluit ik deze morgen direct om 8 uur de dokter te bellen voor een afspraak. Reden: iets in mijn rechteroog heeft mij de gehele nacht uit mijn slaap gehouden. Met mijn oog in open toestand was het nog te doen, in gesloten toestand niet. En dat is vrij lastig als je wilt gaan slapen. Dus na deze waardeloze nacht direct de dokter gebeld en ik kan direct komen.

Ik ga gelijk op weg. Enigszins gehandicapt, kijktechnisch gezien, maar het was te doen. Ik rij de weg naar de dokter maar word echter in de eerste bocht staande gehouden door een “werkmannetje”. Zo’n schoffel-leuner, een gemeentelijke-groenvoorziening-ambtenaar die voor vandaag kennelijk de opdracht heeft gekregen om, in de spits, samen met zijn collega-leuners een gigantische boom om te zagen.

De man staat midden op de weg en maakt naar mij met zijn hand het gebaar “Ho! Stoppen!”. Dus ik stop en vraag mijzelf nog even bezorgd de reden af, want over 15 minuten moet ik bij de dokter zijn. Ik kijk hem met 1 oog aan, het gehandicapte oog is in gesloten toestand door de alsmaar aanwakkerende en steeds meer tranende zwelling. Hij leest in mijn ene goede oog: “Nee, dit ga je nu niet doen mannetje”. Ik lees in zijn beide ogen: “Oh, jawel, zeker wel!”.

Het 1-oog contact wordt door de tuinatribuut-leuner verbroken en de man geeft zijn collega een startsein. Een startsein voor het omzagen van een gigantische boom. Die hier overigens al járen staat, maar nu, op deze dag, op dit tijdstip dus het drukste moment van de dag en tijdens mijn haastige spoed het onderspit moet delven. In volledig ontspannen toestand zaagt de collega de boom van ik schat een meter of 15 om en deze belandt, uiteraard, in horizontale positie dwars over de weg. Ik bereken mijn vertraging en ik kom uit op minstens een half uur? Een weg terug is er niet, want er heeft zich ondertussen achter mij een behoorlijke file gevormd. Er zijn wel een paar opties welke in mijn gedachten voorbij komen: een helpende hand bieden, uitstappen en de boomzagers met enig fysiek geweld mijn ongenoegen kenbaar maken, de boom al knuffelend weer overeind werken, te voet verder gaan, of gewoon afwachten.

Ik kies, mede gezien mijn visuele beperking, voor het laatste en vol ongeloof aanschouw ik het hele zaag spektakel. In plaats dat de boom direct van de weg wordt gehaald, begint men op het gemak eerst de takken af te zagen. Nu is het een grote boom met veel takken. Héél veel takken. Na een tijdje zijn de takken afgezaagd en begint men met de boom in delen te zagen. Grote boom dus Heel Veel delen. Ik kijk eens in mijn achteruitkijkspiegel en schat de gevormde file ondertussen op nieuwswaardig. Met mij aan kop. Het tranen van mijn oog is ondertussen overgegaan in een waterval en ik heb echt dringend medische hulp nodig. Nog meer dan die boom die ondertussen wel steeds kleiner wordt.  En dan, na slechts een kwartier, wordt het laatste restant boom aan de kant geschoven en kan ik mijn weg vervolgen.

Ik trap het gaspedaal in en rij zo snel als mogelijk richting dokter. Net op de afgesproken tijd arriveer ik om ondertussen zowat huilend te vragen mij te verlossen van dat “ding” in mijn oog. Met een simpel wattenstaafje word ik verlost van de boosdoener en kan ik na een reis van een half uur binnen 2 minuten de spreekkamer weer verlaten.

Dit behulpzame wattenstaafje was van hout gemaakt. Ooit een boom dus. Ik hoop maar dat deze boom ook wattenstaafproductie waardig is, dan is alles niet voor niets geweest. Want ik ben nog nooit zo blij geweest met een simpel wattenstaafje.

Bear

- Deze column is gepubliceerd in het VBSH (Vereniging de Berner Sennen Hond) clubblad van oktober 2011 -

Ik herken er aanvankelijk niet eens mijn eigen hond in. Aan de deur staat een dame met een stuk touw in haar hand met daaraan een hond gebonden. Mijn hond. Bear. B.E.A.R. Buitgewoon Extreem Abnormaal Reusachtig. Mijn man is eerder op deze middag vertrokken en heeft vergeten de poort in het slot te laten vallen. Het waait hard en de poort gaat hierdoor open en dicht. In het geval van “open” zag Bear zijn kans schoon en heeft de benen genomen. Hij is op zijn gemak gaan wandelen. Deze mevrouw kwam hem bij toeval tegen en vertrouwde het niet, een geheel op z’n gemak loslopende, onbegeleide, reusachtige hond. En bij navraag bij onze buren even verderop, bleek hij zich inderdaad op een niet toegestane plek te bevinden en bij ons thuis te horen. Ze hebben van een stuk touw even een alternatieve riem in elkaar geknutseld en aangetouwd weer terug naar zijn huis gebracht. Vreemde ervaring hoor, als je er van uit gaat dat je hond gewoon in de tuin loopt en iemand staat plots met hem voor de deur. 

Wat een schatje toen wij hem ophaalden met acht weken. En wat een reusachtige hond in amper tien maanden tijd. Een reu van goed vijfenzeventig kilo. Wij zijn er eens mee teruggegaan naar de fokker om te checken of dit soort afmetingen normaal waren. Hij reageerde, met ogen zo groot als schoteltjes, dat dit exemplaar onmogelijk van zijn kennel afkomstig kon zijn. Wat we hem te eten gaven, want dit was toch wel van het type: abnormaal reusachtig. Bear was overigens wel geheel in verhouding, álles was groot en enorm. Misschien enigszins “hoog op de poten”, maar niet storend. Groot, fors hoofd en vooral breed. Werkelijk een prachtig beest om te zien. Erg gecompliceerd in de omgang, dat wel. Mensen die de hond niet kenden zoals wij, waren of bang voor hem, of vonden het een ietwat irritant beest. Wat hij helaas ook af en toe was. Ook binnenshuis. Continue de aandacht opeisen van een ieder. Toen onze zoon werd geboren, had ik al enige angst voor welk gedrag Bear zou gaan vertonen. Het ging op zich, boven verwachting, uitstekend, maar wel continue er bij blijven. Toen onze zoon begon te kruipen richting Bear, begon hij te grommen. Angstaanjagende visioenen heb ik daarover gehad. 

En toen op een zondagochtend, ik loop nog in pyjama, kijk ik naar Bear en wat ik zie doet mij schrikken. Bear kijkt mij aan maar met een heel vreemde blik in de ogen, net alsof zijn ogen wegdraaien. Ik bel direct de dierenarts en deze vermoedt een hersenbloeding. Direct komen dus. Achteraf blijkt het een infectie te zijn en heeft hij hoge koorts (wat de wegdraaiende ogen verklaart). De infectie verdwijnt echter niet, ook niet na diverse antibioticakuren. Een intens onderzoek volgt en daarna een operatie. Helaas wordt tijdens deze operatie in elk geval kanker aan de milt en de lever geconstateerd en dan weet je dat het voorbij is.

Over deze hond, die geeneens zes jaar mocht worden, kan ik letterlijk een boek schrijven. Een levendige herinnering aan hem hebben we zeker. En door dit stukje te schrijven, vier jaar na zijn overlijden, bewijs ik weer dat ik nog vaak aan hem denk.

© Laura van Straaten - Oversteegen

Ligt het nou aan mij, of … ?


Soms lees ik van die berichten in de krant waarvan ik achterhoofdkrabbend en voorhoofdfronsend denk: ligt het nou aan mij, of …? 

Een recent voorbeeld hiervan is een bericht in De Telegraaf van 5 juli j.l. Hierin wordt beschreven hoe Amsterdammers zich groen en geel ergeren aan straatmuzikanten die nog geen drie noten op een blokfluit kunnen spelen of die een paar emmers als trommel gebruiken en daar hun muzikale inspiratie op botvieren. Het schijnt klachten te regenen bij de gemeente. Mensen worden blootgesteld aan muziek die ze niet kunnen ontlopen en waar ze niet om hebben gevraagd. En het kan mensen zelfs tot wanhoop drijven! Goede, getalenteerde muzikanten hebben de gave om de straten te verlevendigen met de door hun geproduceerde klanken, maar vooral in de zomer blijkt de stad overspoeld te worden met straatmuzikanten die de grens van het aangename ruimschoots overschrijden. Tenenkrommende muziek zoals valse, jengelende en harde klarinetten leidt (lijdt?) tot grote overlast. Nee, de “takkenherrie” moet gescheiden worden van de juiste klanken door middel van het doen van een auditie. Een auditie! Een Henk-Jan Smits, Gordon of Patricia Paay moeten dus voor ons gaan bepalen wat onder de noemer takkenherrie valt, en wat als een streling voor de oortjes door mag gaan?

En ik las onlangs het bericht dat een Schots echtpaar het belachelijke bedrag van 184 miljoen euro heeft gewonnen in een loterij. Wat moet een normaal mens, een simpele ziel, met 1 8 4 m i l j o e n euro? Ik kan zelf wel een paar uitspattingen bedenken en ook hele (… héééle …) gekke dingen, maar dan kom ik slechts tot een paar miljoen. En dan heb ik nóg zo’n 175 miljoen eurootjes over om vrij te besteden. Mmm … Is hier de balans niet enigszins zoek? Tikfout? Had het wellicht 1,84 miljoen moeten zijn, bijvoorbeeld? Deze mensen, The Lucky Bastards, ontvangen dagelijks postzakken vol met smeekbedes van minder bedeelden met veelal ideeën ten gunste van de briefschrijvers zelf, waaraan hun fortuin besteed kan worden. Over valse noten gesproken. 

Als ik gewoon even snel een simpel rekensommetje maak, dan stel ik voor dat er nooit meer dergelijke bedragen door één persoon of gezin te winnen zijn. Geef in plaats daarvan aan Afrika of een ander goed doel een paar miljoen, zeg pakweg een miljoentje of 14. Scheelt de Goede Doelen ook weer een groot bedrag aan advertentiekosten (een TV commercial van een paar seconden kost al gauw, op een redelijk tijdstip, 30.000 euro). En dan kunnen ze misschien de overige ontvangen donaties eens daadwerkelijk nuttig gaan besteden zoals bedoeld door de donateurs? Daarna kunnen er nog 180 (180!) gezinnen blij, zo niet onevenaarbaar gelukkig worden gemaakt met 1 miljoen. Lijkt mij ook beter voor de economie. Er gaan meer mensen meer besteden. 1 + 1 is 2, toch?

En ondertussen denk ik dan maar: in het leven zit zeker muziek maar je moet wél even de juiste snaar zien te raken.

Honden op de weg

Het is oudejaarsavond, een aantal jaar geleden. Mijn man en ik zijn, zeer feestelijk gekleed, op weg naar goede vrienden een aantal kilometer verderop om samen een leuke avond mee door te brengen en gezellig het nieuwe jaar in te luiden. 

We rijden op de snelweg A1, als we deze via een afrit moeten verlaten. In mijn ooghoek zie ik, in een flits, een paar hondenogen oplichten door onze koplampen welke daar in reflecteren. Een seconde ben ik stil maar dan informeer ik mijn man over dit feit. “Wat?” is zijn zowel geïrriteerde als ongelovige vraag. Ja, hij hoort het goed. Ik zie een hond op de weg lopen. De Snelweg, wel te verstaan. 

Soms weet je, of voel je direct aan dat iets niet in de haak is. Zo ook in dit geval. Mijn man denkt aan de heerlijke oliebollen die verderop verlangend op ons wachten om opgegeten te worden en ik maak ondertussen een reddingsplan voor deze hulpeloze hond. Dit weet mijn man, hij kent me. Einde oliebollen. Met een enorme kracht drukt mijn man het rempedaal in wat mij bijna platgedrukt tegen het voorruit doet belanden. In de achteruit als in een rallyrace (hè, als je het zo ruig en ongecontroleerd doet gaat het nooit zo gemakkelijk …) rijdt hij terug naar de plek welke ik zal aanduiden als punt A. Geen hond te bekennen. Letterlijk. Ik ben niet gek, ik heb ‘m echt gezien! Ja! Daar loopt hij weer! Auto weer in de eerste versnelling en een stukje verderop kijken. Daar zit hij. Inderdaad. Een zielig hoopje hond, totaal in paniek en panisch vanwege de plek waar hij is. Hoe zielig kan iets zijn. Ach, zag ik nou z’n lipjes zachtjes fluisterend het woord “help” maken? Ik probeer hem te roepen, maar hij besluit terug te lopen naar punt A. Auto in de achteruit, waarin nu alleen nog mijn man zit. Ik loop er naast. Op m’n hoge hakken en een korte rok, temperatuur rond het vriespunt. Gevoelstemperatuur: nog lager.

Punt A. zien we binnen een kwartier ongeveer 5 keer voorbij komen. Achteruit, vooruit, achteruit … ja, er kwam heel wat stuurervaring bij kijken. En ik maar rennen, op m’n hakken. Na een kwartier houdt Boris, zoals ik de kleine zwabber voor het gemak zal noemen, het voor gezien op de afrit en rent naar punt B. Punt B. bevindt zich OP de A1, dus niet meer op een afrit welke in mijn ogen toch iets veiliger was, in zoverre je het over veilig kan hebben. Vanuit punt B. liep hij richting Amsterdam. Onze Boris. En wederom: ik maar rennen, op m’n hakken. Oudejaarsavond, langs de A1. Geweldig. Geen oliebol te bekennen, overigens.

Met een jas probeerde ik Boris te vangen c.q. te redden. Zonder resultaat. Toen ik Hoevelaken 20 km 
zag staan, ben ik afgehaakt. Mijn hoge hakken waren ondertussen getransformeerd tot leuke ballerina’s en mijn zorgvuldig gekapte kapsel had zo de concurrentie aan kunnen gaan met het kapsel van Ma Flodder. Mascara staat ook leuk onder je kin en lippenstift achter je oren, ach, een kniesoor die daar op let.

Boris was ondertussen een weiland ingevlucht. De gluiperd. Schijtbeest. Stank voor dank. Doe je daar je best voor? Hoe het uiteindelijk met Boris afgelopen is weet ik helaas niet. Denk best nog wel eens aan ‘m. M’n hardloopvriend op de oudejaarsavond.

Spookhuis

Bam! De klap is gigantisch! Met volle vaart rijdt er een auto vanuit de rijbaan voor rechtdoor in het zijpaneel van de auto van mijn man. En ik sta er, als in een film, op nog geen 5 meter afstand als verdoofd naar te kijken. Mijn man wil vanaf een parkeerplaats de weg op draaien en ziet deze auto totaal over het hoofd.
Het is 15 april 1997. De dag dat wij de sleutel kregen van ons nieuwe huis. Een fijne hoekwoning aan een drukke, doorgaande weg in onze woonplaats. Ons droomhuis. Van een flat naar een echte eengezinswoning. In de flat was het prettig wonen, maar heb je de keus, dan was dit toch écht beter. Een ruime tuin voor en achter en zelfs een garage. 

De aanrijding bracht ons snel in contact met onze nieuwe buren. Bijkans de hele straat was uitgelopen om de plek des onheils in eigen persoon te aanschouwen. Het was een chaos van jewelste. Mijn man zat door de klap aan de bijrijderskant en de dames welke probeerden de, overigens nieuwe, auto van mijn man te spiesen waren dermate aangedaan en gewond dat zij in het ziekenhuis onderzocht en zelfs opgenomen moesten worden. Beide auto’s total-loss, die van ons met slechts 600 kilometer op de teller en enkele dagen daarvoor nog voorzien van vers geplakte belettering. 

En dit was nog maar het begin van de ellende welke ons daar te wachten stond. Na kennismaking met de buren, werd ons al snel duidelijk dat geen enkele bewoner van de betreffende woning geluk had gehad in zijn leven. Woorden met als waarschuwing “spookhuis” echoden nog dagenlang in mijn hoofd. Lekker vooruitzicht! En wij hadden nog maar nét de sleutel en mochten nu al genieten van een voorproefje.

En ze hadden gelijk. De buren. Ook wij werden daarna verder niet gespaard. Gelukkig niet in de mate waarin voorgaande bewoners mee te maken hadden (deze kunnen het namelijk niet zelf navertellen …) maar wel behoorlijk. Financiële catastrofes, zakelijk gezien, daar waar voorheen de zaken opperbest gingen. Daarna gevolgd door serieuze relatieproblemen waar voorheen alles redelijk koek en ei was. Nee, geluk hebben we niet gehad. Daar op die plek.

We besloten de woning te verkopen. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Anderhalf jaar hebben we op een koper moeten wachten. Uiteindelijk blijkt toch maar weer dat de daadwerkelijke koper ergens rondloopt, want verkocht hebben we de woning. Na veel ellende van eerst huren en dan kopen, toch niet kopen, wel kunnen kopen maar niet doen en ga zo maar door.

En u raadt het wellicht al? Ook deze mensen hebben hier hun geluk niet gevonden. Reeds voor de zoveelste keer staat de woning te koop. Deze bewoners hebben er ook maar een paar jaar gewoond. Wat ze precies hebben meegemaakt? Waar zal ik beginnen?